NACHTLANDSCHAP
Over een sneeuwveld
heen lijken drie lichten veel,
lijkt de stad bewoond.
SPARRETAKKEN
Vogels zeker die
plaats wisten, ook voor een stuk
papieren zakdoek.
RIJPING
De vorm van mijn hand
doet mij dit najaar denken
aan voorjaarstwijgen.
PUTJESSCHEPPER
’t Is niet veel zeg je,
dat knotje mensenharen
met een schepje slib.
VINK
Pauw die het niet weet –
ziel, die het van zijn leven
niet waar moet maken.
POPULIER BIJ DAGERAAD
Al bent u zo oud –
‘ginds en weder bewogen’
zodra ik u zie.
DICHTER
Zet goed de beitel
in ’t licht dat om je heen is.
Daar moet je ’t vinden.
BERK OP DE HELLING
Verhinder de berk
alsjeblieft niet groen te zijn:
het is haar manier.
OOGSTMAAN
Geef geen aardse naam
aan de aren, want noemen
is een zwaard op zich.
THUIS BIJ OCHTENDGLOREN
Geef ruimte, merel.
Geef kring na kring door, laat mijn
woonstede worden
--Lloyd Haft (uit Slakkehuis en andere korte gedichten, Querido 1985)