Mij weet de ziende,
kent mijn gebreken.
Door velden van woekering
ritselt zijn vrede;
de stroom die hij meeziet
spiegelt zijn rust.
Langs rotsen als waarheden
leest hij mijn hart aan elkaar:
ik hoor bij hem.
Al ga ik door het dal
dat de dood overschaduwt,
ik vrees geen verwijdering:
want u weet mee;
in uw verlengde weet ik mij.
Bij u wordt dat
wat voor mij ligt
tot maal;
de hekelaar die bij mij is
belet uw aandacht niet; u houdt
mijn hoofd op:
de beker aan mijn lippen.
Waarlijk zal ik gaan
in licht en verbinding alle dagen
want waar ik leef, zal wonen
een ziende in eeuwigheid.--Lloyd Haft (uit De Psalmen in de bewerking van Lloyd Haft, Querido 2003; herdruk Uitgeverij Vesuvius 2011)