(1) Naar Psalm 119: alef
Gezegend zou hij zijn
die zijn wandel een weg vond,
die dat kon getuigen
wat heel zijn hart zocht:
die het onheil dat hij bracht
als opdracht ondervond,
als onderhouden van uw nood aan hem.
Ben ik zo gemaakt
dat ik uw spoor zal ontwaren?
Word ik in mijn speuren beschaamd?
Mijn loven is oprecht: en mijn verlangen
uw waarheid ook in mij te ondervinden.
(2) Naar Psalm 119: beth
U zoeken is mijn hart geworden:
is mijn hart vergeefs?
Uw woord erin verborgen:
zal ik niet horen?
Dat ik uw spoor mag volgen
in mijn hart verborgen
en in het tasten van mijn lippen.
Uw sporen zijn mij tot schatten.
Ik zoek in mijn gedachten
uw noden en in mijn aandacht uw weg.
Uw waarheid zij mijn vreugde:
op uw woord zal ik wachten.
(3) Naar Psalm 119: daleth
Bij mij zijn ziel en slijk
nu één: richt mij toch op
zoals u heet te doen.
Voel toch
in mijn speuren naar uw redenen
de werking van uw wil.
Mijn ziel houdt zich niet staande:
richt mij toch op
zoals u heet te doen:
dat ik u niet verloochen,
dat ik uw wegen
dan toch verkies.
Waar mijn hart uiteen ligt
is ruimte: open
voor u.
(4) Naar Psalm 119: vau
Dat mij de weidsheid overkome
waarin uw zwijgen heerst:
zwijgen dat mijn antwoord
zal zijn aan het vele
dat hier vertrouwen vraagt.
Vraag mij niet te vroeg
de waarheid te spreken
want ik hoop nog op u.
Zo blijf ik in uw zwijgende
weidsheid behouden.
Al mijn dwalen is zoeken:
in de tijd uw sporen.
Waar koningen en wijzen
spreken, is uw zwijgen
mijn vreugde.
Ik hef mijn handen
op in uw waarheid,
op in mijn liefde:
u in mij.
(5) Naar Psalm 119: zajin
U heeft mij doen hopen
op u, op het woord.
Waar ik nog van u hoor
leef ik.
Wat de hekelaar ook zegt,
ik blijf bij u:
u denken is mijn troost.
Hoe ver ik ook dwaal
elk spoor voert terug
in het duister gerucht:
van u is de naam
die ruist in mij als adem.
(6) Naar Psalm 119: jod
Moge ik weten dat mijn handen
om u zijn begonnen;
dat zij wijzen.
Laat ik in mijn angst
uw woord voelen
dat wijst.
Moge ik weten dat mijn kwellingen
waarheden zijn
die getuigen van uw waarheid;
dat uw weidsheid
mijn toevlucht mag zijn
waarin er voor mijn leven
plaats is gewezen.
Moge mijn benauwdheid
wijzen: naar uw waarheid een spoor.
(7) Naar Psalm 119: lamed
Bestaat uw woord
buiten de tijd?
Worden wij nog een geslacht
dat u hoort, terwijl de aarde blijft staan?
Uw woord, uw aarde. En ik:
dienaar van beide.
Als er in uw waarheid
niet ook vreugde voorkwam
was ik allang vergaan.
Maar: ik kan niet vergeten
dat ik leef: ook dat
is uw waarheid.
Al hoor ik uw antwoorden niet:
ik zoek ze.
Zoveel is er
om mij te vernielen
maar ik ben op uw sporen bedacht.
Aan alles op aarde
kan ik mijn einde zien:
maar uw waarheid is wijder.
(8) Naar Psalm 119: pé
Met het vreemde van elk uwer sporen
is iets van mijn ziel verkleefd.
Kon uw woord door een smallere poort klinken,
wij zouden samen in licht zingen.
Ik open mijn lippen,
houd mijn adem in:
spreekt daar uw antwoord?
Komt in mijn gestalte uw zien?
klinkt in mijn stap uw stem?
Laat op mijn gezicht
uw licht stralen
dat uw waarheid
mij dage:
uw antwoord geschreven
in het levende water dat uit mijn ogen stroomt.
(9) Naar Psalm 119: kof
Mijn hart is vol als ik roep;
daarin bewaar ik u.
Dat ik u aanroep
blijft mij tot teken:
dat ik er voor de morgen was
om in mijn hoop uw woord te zoeken.
Langer dan de nacht
zoeken mijn ogen
in hun zoeken uw zin.
Laat in uw weidsheid ook mijn stem
getuigen: en in uw oog mijn leven.
Al wat mij omklemt is mij
een teken van uw waarheid,
al wat ik weet getuigt van u in mij.--Lloyd Haft (uit De Psalmen in de bewerking van Lloyd Haft, Querido 2003; herdruk Uitgeverij Vesuvius 2011)