(1) De schaatsers
--Peking 1979
Al wat schaatsen draagt
noemt zich ik, kiest zich één baan
onder de banen,
met de kringen mee
langs zoveel grijze jassen
geen twee dezelfde.
(2) Diapositief
Vanuit een gevoel
dat eens in je buik leefde
vind je paarden mooi.
Achter een wit hek
in het zonlicht lijken ze
wit, onvoorbedacht.
Het veld waarop ze
lopen ziet helemaal wit
van madeliefjes –
paarden die lopen
zoals kinderen domweg
bloemen weggaven.
(3) Gemeentewerken
Wie hier de Beuk geveld heeft
laat tanden in de aarde na –
de mijne. En klauwen. En ’t Zware
dat zaaide, dat botte tot de tafel
kraakte van zoet –
woelt, woedt,
wortelt van verweer. Háár kaakbeen
klinkt in het mijne. Geen aardse spade
houdt haar hout van m’n ader.
Noem het tevergeefs: ik noem,
ik geef te kennen liefde
in verlies gekend –
en langs eenzelfde snelweg
één U minder.
--Lloyd Haft (uit Brandende lisdodden, Querido 1984)