(1) Herfst: rivier bij maanlicht
In het latere (dat het enige
licht is) zien wij
boven de lange rivier uit
wat zo lang van binnen begon
– vin, schub verrezen,
oog dat uit wou rijzen
boven de roden en daken,
boven de pannen die de zon
niet hier hielden,
zon die over de bedding sloop
ál achterlatend
dat lichten wou bij ons,
bij ons die altijd wisten
dat de rivier in een licht
uitgaat. Wat zou,
wat kan nog een vorm worden
na, nader dan de kieuw
die opengaand bloedde,
dan het oog dat zag
waar het hongerde?
Wat rijst, wat licht er boven ons
dan de vorm van onze honger?
Over de rots, daarboven gaat
honger op, honger.
(2) Rotsen, woningen
Men ziet hier een hand –
iets over, een boven.
Hoort het bij de berg? Iets
boven de rivier uit gerezen
in groen dat wij zien maar niet
noemen, zo boven,
zo anders dan de stroom,
naar het beeld een levende
maar verder, waar wij zoeken niet
zeggen? Is van ons
dit reiken langs donkere
daken en plekken en benen,
ons hier waar wij heen in blijven,
met ons hart tegen de berg kloppend
of er een licht gezien,
een hand gegeven?
--Lloyd Haft (uit Formosa , Querido 2005)