(1) Abeel
Is licht van omhoog?
Nee, ik
die hier stamel zeg
licht.
Ik die het blad
zie, noem,
benoem van onderen
wit.
Zonder mijn vingers
zou niemand de randen
weten: en aderen
gloeiend erbinnen.
Ook waar het valt
blijf ik het blad belijden,
zie waar wind het opneemt
voorbij deze lippen.
(2) Kersenbloesem, pruimenbloesen
voor Fou Wei-sin
Zoals de daken der mensenhuizen
een vorm aan de hemel verlenen
brengen de bomen plots
bloei op de leegte over.
Pruim uit het oosten,
kers van over de zee –
hoe weten zij bij ons
uit te komen?
Hoe in de winterse dag
handvormig bloeien, licht
vingervormig leggen?
Je wijst, wilt dat ik ook
zie hoe zij groeien: kers
recht pruim dwars, twee wijzen
van reiken. Nee:
reiken doen wij alleen. Zo
meteen breng je me naar het
station, reik ik je
een hand en ben weg:
weg als de kou uit de bomen.
--Lloyd Haft (uit Formosa , Querido 2005)