(1)
Blauwe reiger
Heel soms in een lichaam
komen de twee halve cirkels samen
die vleugel willen worden,
grijs door wringend wit omringd –
hijgende half-kleuren
tot hartverscheurde samenhang bezield.
De blauwe reiger
vliegt! –
verwikkeld in
genadeloze rust,
mensen, ramen
daarlatend.
Ontstellend de vleugelslag.
(2)
Voor het stoplicht
’t Is omdat jij mijn botten nooit
te zien hebt gekregen
dat zij bont en blauw zijn
onder de gepaste kreuken
van het pak waarvan jij vond
dat het goed stond. Lach niet.
Ik houd het stuur nog vast omdat
jij naast mij zit.
Maar als het licht verandert
moeten deze bibberende handen
een heel huis door het dichtste daglicht
slepen:
met levens tegelijk erin .
(3) Geologie
Wij waren verschillende manieren
om naar de zon te kijken,
noembare accenten, twee in ’t richten
van eenzelfde blik op licht.
Wat wij samen zagen
– eerst herten, toen
luipaarden met geweldige
vlekken,
later het strakke,
wonderlijk warme
zwartwitte van varens
aan de bodem –
moet nu bezinken,
zinken,
onttaligd en onttogen
waar nergens smet
is, nergens sprake meer.
Schimmen van fantastische
gedrochten
(waaraan wij samen
namen gaven) wachten
in vrede al, in vrede
nog verschillend.
--Lloyd Haft (uit
Wijl wij dansen, Querido 1987)