Tussenbeide[1]
voor Franneke
(1)
In den beginne was de voeg,
naad waar niemand eerder stond
hemel en aarde saamvermoedend
tot in deze ogen.
Lippen twee, oogleden
twee. Zo alles
wat ziet,
spreekt. ‘Waar twee zijn
komt geest’ –
opgaand sluiten dat zee
plaatst, zand plek
geeft tot in de ogen.
(2)
Aangeklopt door beide stromen –
lucht die hemel heet van boven,
oceaan van onderen.
En uit hun zoem of zoeven klapt
het woord waar ik een lied omheen moet
maken,
mengende van zand en water
iets wat ook van wind en water was.
(3)
Waar beide lichten staan,
daar deel ik mij in mede:
flitsen van een boven,
zee het zwart agaat eronder.
Sprekende bliksem,
zwijgend zware spiegel –
daar sta of stamel,
straal ik tussenbeide.
--Lloyd Haft