Waar ik mijn hand aan de hemel
terug zal laten,
neerleggen bij het lege
dat ons hield, houdt,
koestert waar wij verder wilden
komen en bleven –
daar was, daar is altijd al
deze hand nabij, de zo lang mijn
genaamde, gewezene –
daar zal zij zich voegen
tussen noem het sterrenbanen,
krassen in de hemel
die de vingers kwamen wijzen,
schreven als op water
in het gaan de wilgentenen,
schreven om er anders in
te lezen, te weten
dan de lege lucht alleen.
--Lloyd Haft