Pages

Tuesday, April 12, 2011

Naar Psalm 77

Waar ik God mee aanriep,
die stem was de mijne.
Hij zou naar mij luisteren.
God zoeken was
mijn dag en mijn kwelling.
Ik stortte mijn handen
de nacht in: geen hand kwam terug.
Ik was niet meer te vleien.
Als ik aan u dacht
had ik geen vrede,
mijn ziel was in haar klacht omhuld.
U hield mijn oogleden open,
zo kwam ik op vroeger dagen,
jaren van verhalen.
Ik dacht aan de nachten toen ik zong:
zo was ik met mijn hart
bijeen:
wij onderzochten:
heeft hij voorgoed losgelaten?
geldt de belofte niet iedere generatie?
Vergeet ook hij?
Al is het mijn kwelling,
ik denk aan jaren van zijn rechterhand,
spreek nog van zijn daden,
blijf zijn wonderen op mij nemen.
Zijn dag is de verborgene:
waar zie ik wat ik zeg?
Toch bent u de God
die de zonen van Jakob en Josef
noemden, toen zij nieuw leven kregen.
De wateren zagen u wel,
en beefden
tot in afgronden.
Uit de wolken
kwam zicht voort.
Komen uw stralen verder?
Uw weg blijft een zee,
uw pad een groot water.
U moet hen hebben geleid
als een herder, in de dagen
van Moses en Aaron.

--Lloyd Haft (uit De Psalmen in de bewerking van Lloyd Haft, Querido 2003; herdruk Uitgeverij Vesuvius 2011)