Pages

Tuesday, March 1, 2011

uit Slakkehuis 2 (korte gedichten)


SPRINGPAARD

Benen hard tegen
de buik, geen voet op aarde –
haal je wél het hek.


ZOMERS GEZICHT

Kauw die in de wind
stevig op een schapekop
stil staat, te vreten.


TUSSEN DE WIND DOOR

Wat men liefheeft, spreekt
slechts uit mondige dingen:
loof dat vallend krijst.


NIAGARA FALLS

’t Bindende wist zich
hard op de keien thuis hier,
terecht te pletter.


MEMO

Zoek, merel, tussen
nog levende grassprieten.
Het najaar vordert.


OUDE DEN

Moeder, lang terug
zag ik u, in ’t voorbijgaan
als bast, gebarsten.


CIPRES

Zo leert de wind zelf
haar richting kennen: lijnen
in uw bast gegroeid.


OPTELSOM

‘...diepe pijn pas echt’,
deze beuk had twéé stammen.
Beide afgewaaid.


SLAPENDE GAAI

Zelfs de wind laat je
met rust nu, je twee koppen
even bij elkaar.


GEVALLEN BLAD

Ik zag eerst een muis –
zo stil lig jij nu, midden
op de grote weg.


HULST

Als je vroegdood ligt
en over de snelweg waait
krijg ik je te zien.


JANUARI

Als de dag lang wordt
gaat de merel bol staan : van
honger nog het meest.


OMGEHAKTE BOOM

Zaagsel op de weg
geeft aan waar ik thuis was, soms,
in het voorbijgaan.


HELLINGEN

Waar ik voor het eerst
mos, groei zag doet er niet toe      
groen, vooral nu groen.

--Lloyd Haft (uit Slakkehuis en andere korte gedichten, Querido 1985)